De
herfstnier tijgt ten duivelseik
– ’t is het oude tijgen! –
de duif is thans binnen bereik
de poes zal haar wel krijgen
het
herfstbekken vult zich tot kroos
ik zal er achteraf van zingen
de hut is broos en de storm is boos
de grond der stervelingen
de
herfstpad hekelt het blazoen
nu vaart hij reeds ter boerderije
nu naderen bruin en grijs het groen
nu duif en egel schreien
de
herfstgort wordt nu uitgeschud
nu slaapen wij niet zonder
kippensoep uit de waaterput
Jezus doet weer een wonder
|